- begin
- begin1{{/term}}〈het〉1 [allereerste deel/tijd] beginning ⇒ start, 〈formeel〉 commencement, outset 〈project〉, opening 〈boek, brief, wedstrijd, rede〉2 [oorsprong] beginning ⇒ start♦voorbeelden:1 het begin van een brief • the beginning of a letterbegin mei • early in May/(in) the beginning of Mayhet begin van roodvonk • the onset of scarlet fevereen veelbelovend begin • a promising starthet begin inluiden van een periode • mark the beginning of a perioddit is nog maar het begin • this is only the beginninghet begin is er • it's a start; the ice is broken 〈onderhandelingen e.d.〉een begin maken met iets • begin/start somethingaan/bij het begin • at the beginning/outset(weer) helemaal bij het begin (moeten) beginnen • (have to) start at the beginning, (have to) start from scratchin het begin • at the beginning/outset; 〈in tegenstelling tot later〉 at first, initiallyeen boek van begin tot eind lezen • read a book from cover to covervan (het) begin tot (het) eind • from beginning to end, from start to finisheen begin zonder einde • an endless task〈spreekwoord〉 alle begin is moeilijk • all things are difficult before they are easy〈spreekwoord〉 een goed begin is het halve werk • well begun is half done2 het prille begin van de geschiedenis • the dawn(ing) of history〈religie〉 in den beginne • in the beginning————————begin2{{/term}}〈bijwoord〉1 early♦voorbeelden:1 sinds begin februari • since early Februarybegin juli • early in July, at the beginning of July
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.